Vannacht: ik kan de wolken bijna aanraken zittend op een hemelhoge afvalcontainer gevuld met groengeel geurend gras. Heel in de verte, aan de voet van de container, staat mijn vader.
‘Ik ben bang,’ zeg ik, iets wat ik nooit eerder zei. Soms heb ik angst dat mijn geliefden iets naars overkomt, maar zelden ben ik bang voor bedreigingen op mijn eigen pad. Nu wel.
Mijn vader roept dat hij de container zal vasthouden en klemt zijn armen er omheen, zijn voeten stevig op de grond geplant. De torenhoge container zwiept steeds harder van voren naar achteren in de wind en trekt zich niets aan van mijn vader. Hij en ik bewegen samen mee.
Ook al weet ik dat mijn vader de container nooit kan tegenhouden, toch spring ik vol vertrouwen op het laagste punt van een zwiepende beweging er vanaf en land veilig op aarde.
Geef een reactie