Hier sta ik dan. Opgegroeid in een gezin waar religie de boventoon voerde. Ik ben agnost en op eigen verzoek ge-excommuniceerd. Ik ben dus zoekende. Bestaat God, bestaat God niet?

Ik ben dankbaar dat mijn vader het volste vertrouwen in God had. In mijn beleving was hij een goede gelovige, nee geen goedgelovige, maar een gelovige die zijn verantwoordelijkheid niet afschoof op God, maar deze verantwoordelijkheid zelf nam en daarvoor steun zocht bij God en hem bedankte als zijn gebed werd verhoord. Als het niet werd verhoord, bad hij nog eens extra.
Hij bad voor alle mensen van wie hij dacht dat ze zijn gebed nodig hadden. Met name voor alleenstaande moeders. Dat zal wel aan mij te wijten zijn geweest.

Mijn vader en ik. Twee werelden van verschil verbonden door liefde en daardoor één geheel. Onze band was zó sterk, daar kon niemand tussenkomen.

Een paar weken geleden mocht ik hem voor het eerst weer op zijn kamer bezoeken. Hij begon meteen met het bespreken en regelen van praktische zaken, zoals zijn overlijden en dus uitvaart.
‘Nu met corona is er misschien geen eucharistie mogelijk, alleen een dienst,’ zei hij. Dat vond hij goed als het niet anders kon. Ik vroeg of hij graag een Gregoriaanse mis had. ‘Ach, ik heb zelf al zoveel Requiem-missen gezongen,’ antwoordde hij.
‘Dat hoeft dus niet per se?’ vroeg ik zekerheidshalve. ‘Nee, dat hoeft niet.’

‘Mag ik iets zeggen in de kerk?’ vroeg ik. ‘Bij mama’s begrafenis heeft alleen Eric gesproken. Ik had er toen geen behoefte aan. Een aantal jaren geleden adviseerde je mij om maar niets te zeggen tijdens jouw uitvaart. Ik begreep eigenlijk niet waarom.’
‘Ik denk dat je dat heel goed kunt,’ zei mijn vader. ‘Dan zeg je maar: “Hij was een bijzondere man”.’
‘Je bent wel bescheiden hè?’, plaagde ik hem.
‘Ik denk dat ze wel weten wat ik met het woord ‘bijzonder’ bedoel,’ antwoordde hij. Ik vermoed dat hij gelijk heeft.
Trots vertelde ik hem dat ook mensen in de virtuele wereld hem een bijzondere man vinden en dat men de band tussen hem en mij zo bijzonder vindt. Ik schrijf regelmatig een stukje over mijn vader, vandaar dat ze dit weten.

‘Ik houd van jou,’ zei ik. ‘Je hoeft je nergens zorgen over te maken. Je hebt alles goed gedaan. Je bent een heel goede vader voor me.’ We hadden vaker onze liefde voor elkaar uitgesproken. We hoefden dat eigenlijk niet meer te doen, maar mocht hij overlijden dan was nu echt alles gezegd.

‘Ben je bang?’, vroeg ik.
‘Nee, ik ben niet bang, ik ben er klaar voor.’ Hij vertelde over het zonlicht van die ochtend. ‘Ik ben heel gelovig,’ zei hij. ‘Vanmorgen viel een zonnestraal op de foto van mama en mij. Die van ons vijfentwintigjarig huwelijk. Het licht viel precies op onze gezichten. Mama is in de buurt, dat weet ik zeker.’

Hij vervolgde: ‘Als ik er niet meer ben, dan kun je me altijd om hulp vragen, ik zal je helpen, ja, dat doe ik.’ Hij keek me daarbij indringend aan.
Ja, papa heeft me altijd geholpen, zelfs met mijn werk dat hij waarschijnlijk niet honderd procent goedkeurde. Hij was een geëmancipeerde man en in al zijn eenvoud en oprechtheid een héél bijzondere man.

Zoals ik al zei: we waren in liefde verbonden. Ik geloof in mijn vader, ik geloof in liefde.

Bedankt papa.